Psalm 12
Psalm 12
De dichter begint te vertellen dat de vroomheid in het land is verdwenen en er nog weinigen zijn die de waarheid spreken. Ze beliegen elkaar en spreken dubbelhartig. De grootsprekers denken dat ze met hun grote mond sterk zijn in hun communicatie en iedereen de baas kunnen zijn met hun woorden. Is hierin een parallel te zien met de grootsprekers in onze tijd? De dichter hoopt echter dat God ze de mond zal snoeren. En dan in vers 6 brengt de dichter de woorden van God over, die zegt dat Hij uitredding zal brengen voor de onderdrukten en de
armen. En die woorden zijn niet zomaar zegt de dichter, nee: ze zijn zuiver als zilver en zevenmaal gelouterd in de smeltkroes in de aarde, alsof hij wil zeggen: je kan er op rekenen. En hij besluit zijn gedicht met de woorden dat de goddelozen nog mogen ronddraven in hun boosheid, maar dat God zijn belofte gestand zal doen en de beschermer zal blijven.
Wat is het belangrijkste gebod
De vraag van de schrift geleerde en het antwoord van Jezus hierop is opgetekend in Marcus 12 : 28-34. De schrift geleerde had geluisterd naar de gesprek over de opstanding tussen Jezus en de Sadduceeën en vond dat Jezus hen goed had geantwoord. En hij stelde Jezus de volgende vraag: ‘Wat is het belangrijkste gebod?’ Waarop Jezus antwoordde met de woorden uit Deuteronomium 6 : 4-5: ‘Hoor Israël! De Heer is onze God, alleen de Heer. Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en heel uw ziel, met heel uw verstand en met inzet van uw krachten’ en hij voegde hieraan toe: ‘en het tweede gebod is: heb uw naaste lief als uzelf’, waarbij hij de woorden uit Leviticus 19:18 aanhaalde. En Jezus besluit met de woorden: ‘een belangrijker gebod dan deze twee is er niet’. In de verzen 32 en 33 beaamt de schrift geleerde dit met zijn eigen woorden: ‘de Heer is de enige God en hem liefhebben is veel belangrijker dan het brengen van offers’. Met dit laatste komt de uitspraak van Micha naar voren, waarin de profeet op de vraag van het volk welke offers moeten worden gebracht, antwoordt: ‘Het is u heel duidelijk gezegd wat goed is en wat de Heer van een mens verlangt. Dit alles vraagt hij: houd u aan het recht, blijf altijd trouw en ga in alles bij uw God te rade’. (Micha 6:8)
Dit schrift gedeelte wordt besloten met de woorden van Jezus dat de schrift geleerde niet ver is van het koninkrijk van God. Je dus houden aan de geboden van de enige God. In dit verhaal gaat het dus over een vraag van een schrift geleerde; in het overeenkomstige verhaal in Mattheüs (23:34-40) vertelt de evangelist dat de wetgeleerde Jezus in de val wil lokken met de vraag naar het grootste gebod. In mijn optiek heeft het verhaal daar een anti joodse strekking.
Piet Beishuizen
- Leestijd: 1 minuut