Psalm 14

Deze psalm komt woordelijk vrijwel overeen met psalm 53 en wordt door de meeste vertalingen gezien als een psalm die een samenleving laat zien zonder God en door en door slecht. In het eerste en derde vers wordt dit duidelijk neergezet door de dichter. In het tussenvers (2) brengt de psalmist de vraag van God naar voren of er niet één iemand is die nog verstandig is en hem zoekt en dat dan weer herhaalt in 4a. En dan volgt in 4b weer het beeld van de ernstige onderdrukking van Gods volk en dat de onderdrukkers zich niets aantrekken van God en zijn gebod. Maar plotseling keert het tij, zo zegt de dichter, een hevige angst overvalt hen, want God grijpt in en komt de rechtvaardigen te hulp (5).

Nogmaals wordt gewezen op de slechtheid van de mensen, die de hoop van de gebukte ontnemen; hij zoekt zijn toevlucht bij de ENE (6).
In het laatste vers van deze psalm vraagt de dichter zich nog steeds af wanneer er redding komt voor het volk. Maar als die komt, als God de situatie keert, dan zal het volk juichen van blijdschap.

Piet Beishuizen