Psalm 2

In de christelijke exegese wordt deze psalm primair messiaans uitgelegd en volgens orthodoxe christenen hebben sommige teksten direct betrekking op Jezus. In de joodse exegese is van het laatste uiteraard geen sprake.

Volgens hen slaat deze psalm primair op David toen hij koning was geworden en aangevallen werd door de omliggende vorsten. Daarnaast zagen sommige exegeten in een aantal teksten ook elementen van de komende Messias.
De eerste drie verzen worden in de joodse exegese in relatie gebracht tot de zo juist aangetreden koning David en de vorsten van de omliggende landen die zich opstellen tegen Israël. In deze gedachtegang is wel enige spanning aanwezig omdat in vers 3 gesproken wordt dat ze onderworpen waren aan Israël en dat was bij het aantreden van David niet het geval.

In de volgende verzen (4-6) schrijft de psalmist dat God lacht om zulk een vertoon en vertoornd wordt. Immers God zelf heeft David uitverkoren en laten zalven tot koning. Dus de volken moeten niet aan Gods gezalfde komen.
In vers 7 komt David aan het woord wanneer hij zegt dat God zelf tegen hem gezegd heeft dat hij (David) de zoon van hem (God) is. In andere bewoordingen komt deze relatie ‘vader/zoon’ ook voor in psalm 89:27 en 28. Maar ook het volk Israël wordt als zoon van God gezien, Exodus 4:22 waar staat dat God zegt: Israël is mijn oudste zoon.
Omdat God David heeft uitverkoren en tot Zijn zoon heeft gemaakt, mag David van Zijn Vader bidden om de overwinning (vers 8 ev) en de volken oproepen tot gehoorzaamheid aan God en zich te onderwerpen aan de gezalfde koning, ‘ kust de zoon’ staat er. Met name dit laatste wordt in de christelijke orthodoxe exegese aangenomen dat dit slaat op Jezus en niet op David. De Hebreeuwse tekst is echter niet eenvoudig te vertalen en joodse uitleggers stellen dat ook andere vertalingen mogelijk zijn, zoals ‘ bewijst eer in goed vertrouwen, of ‘smacht naar zuiverheid’.
De psalm eindigt met de woorden dat een ieder die op God vertrouwt gelukkig zijn te prijzen.

In de joodse exegese zijn ook stromingen die in deze psalm een beeld zien van de komende messias, die net als zijn vader David in Jerusalem zal regeren aan het einde der tijden en dan zal strijden tegen de boze volken der aarde, waarvoor Gog en Magog voor staan (Ezechiël 38 en 39) en in het Nieuwe Testament komen deze namen voor in Openbaringen 20:8.

Piet Beishuizen